Interpersoonlijk competent

1. Interpersoonlijk competent

Ik als docent moet ervoor zorgen dat er in mijn groep een prettig leef- en werkklimaat heerst. Dat is de verantwoordelijkheid voo mij als docent, en om die verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet ik als docent Interpersoonlijk competent zijn.

Een docent die Interpersoonlijk competent is, geeft op een goede manier leiding. Zo'n docent schept een vriendelijke en veilige sfeer en brengt een open communicatie tot stand. Zo'n docent bevordert de zelfstandigheid van de leerlingen en zoekt in zijn interactie met hen een goede balans tussen:

  • leiden en begeleiden
  • sturen en volgen
  • confronteren en verzoenen
  • corrigeren en stimuleren

1. Eisen van bekwaamheid waar ik als docent aan moet voldoen.

Ik als docent onderschrijf mijn Interpersoonlijk verantwoordelijkheid.

Ik ben me bewust van mijn eigen houding en gedrag en van de invloed daarvan op de leerlingen.

Ik heb voldoende kennis en vaardigheid op het gebied van groepsprocessen en communicatie om een goede samenwerking met de leerlingen tot stand te brengen.


Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet ik als docent het volgende doen:

  • Ik maak contact met de leerlingen en zorg ervoor dat zij contact kunnen maken met mij en dat ze zich op hun gemak voelen bij mij.
  • Ik geef de leerlingen leiding maar laat ze ook verantwoordelijkheid nemen en laat ze hun eigen idee inbrengen.
  • Ik schep een goed klimaat voor samenwerking met de leerlingen en tussen de leerlingen onderling.

Om te voldoen aan deze bekwaamheidseis moet ik als docent deze kennis hebben:

  • Ik ben goed op de hoogte van communicatie- en omgangsvormen in de leefwereld van de leerlingen
  • Ik ben op een praktisch niveau op de hoogte van communicatietheorieën, groepsdynamiek en interculturele communicatie en ik ken vooral ook de consequentie daarvan  in mijn eigen doen en laten.

 

1. Indicatoren

van de Interpersoonlijk competentie, enkele voorbeelden.

  • Ik als docent zie wat er gebeurt in mijn groep. Ik luister naar de leerlingen en ik reageer op hen. ik spreek hen aan op ongewenst gedrag en ik stimuleer gewenst gedrag. Ik laat de leerlingen in hun waarde.
  • Ik houd in mijn taalgebruik, omgangsvormen en manier van communiceren rekening met wat gebruikelijk is in de leefwereld van mijn leerlingen.
  • Ik kan beschrijven en verklaren wat de communicatiepatronen zijn in mijn groep en hoe de sociale verhoudingen liggen. Ik weet hoe ik het een en ander zonodig kan verbeteren.
  • Ik kan verantwoorden hoe ik met mijn groep omga en ook met individuele leerlingen. Daarbij maak ik gebruik van relevante theoretische en methodische inzichten.

Hoe laat ik dit allemaal zien?

Hiervoor wil ik verwijzen naar: video/ waar ik filmpjes heb staan om als bewijs aan te tonen dat ik Interpersoonlijk competent ben.